Samenwerking is een mooi begrip. Noodzakelijk ook voor kleine gemeenten, zoals wij in de Kempen, die dankzij krachtige samenwerking zelfstandig kunnen blijven. Klein en zelfstandig heeft als voordeel dat je dicht bij de burger georganiseerd bent. Zo krijg ik op zaterdag een berichtje op facebook met vragen over wegwerkzaamheden in Westerhoven, heb daar even contact over met mijn collega Mathijs en kan vervolgens zowel concreet antwoord geven alsook de zorgen over de route naar school intern overbrengen. Dichterbij wordt het alleen maar als je naast elkaar staat, zoals zaterdag met de sleuteloverdracht. Perfecte sfeer, alle dorpen en prinsen en prinsessen vertegenwoordigd, zo vol is het gemeentehuis voor geen enkele raadsvergadering.

Samenwerking speelt zich af op verschillende schaal. ‘Dansen met schalen’ noemde burgemeester Peter Noordanus in Tilburg dat; een mooi dynamisch en sierlijk begrip. Soms landelijk met de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) of met de K80 (samenwerking van de 80 kleine gemeenten in Nederland), soms op Brabantse schaal met de VBG (Vereniging Brabantse Gemeenten), regionaal met de Brainport regio en subregionaal in de Kempen. Uitvoering doen we op sommige terreinen liever zelf en andere samen met de Kempen: denk aan inburgering, werkvoorziening en uitkeringen bij Kempenplus of bij Jeugdhulp en WMO bij onze Maatschappelijke Dienst in de Kempen. Op tactische en strategische schaal is de MRE-samenwerking (Metropool Regio Eindhoven) belangrijk. Daar maken 21 gemeenten in de Brainport met elkaar en met de provincie afspraken over ontwikkelingen in woningbouw, bedrijventerreinen, vervoer, energietransitie (en netwerkcongestie) en de ontwikkelingen in het landelijk gebied (natuur en landbouw).
Als wethouder Sociaal Domein merk ik dat we op deze thema’s op strategisch en tactisch gebied nog weinig samenwerken. De sterke groei in onze regio vraagt nadrukkelijk ook om te ontwikkelen op het vlak van voorzieningen: denk bijvoorbeeld aan voldoende huisartsenpraktijken, gemeenschapshuizen, scholen en sportfaciliteiten. Daarbij is er een verschil tussen de meer stedelijke behoefte (van ongeveer 330.000 inwoners van de regio) en van de omliggende gemeenten (met ongeveer 470.000 inwoners). In de stad is behoefte aan een cricketveld, aan internationaal onderwijs en het begeleiden van ‘spouses’ (de partner van de expat die voor het werk naar Nederland gekomen is). In de omliggende gemeenten groeien scholen en blijven bestaande sportparken gelukkig goed bevolkt, maar is er enorm gegroeide en moeilijk in te vullen vraag naar taalklassen om kinderen van nieuwkomers op te nemen in het reguliere onderwijs. Al deze ontwikkelingen vragen niet alleen om lokale uitvoering, maar ook om regionale afstemming en om (landelijke) bijdrage in de financiering. Want in dit geval gaan ook de kosten voor de baat uit. Als er richting 2040 200.000 inwoners bijkomen, dan moet er bijna een stad als Eindhoven bijgebouwd worden. Wij krijgen financiering voor bestaande faciliteiten op basis van bestaande inwonersaantallen, dus dit vergt goede afspraken.
Al jaren bepleit ik deze samenwerking en inmiddels is deze vorm aan het krijgen. Met een klein clubje wethouders (koplopers) uit de regio bereiden we dit voor. Ik ben blij met de rol die wethouder Toub uit Eindhoven als trekker op zijn sleutelpositie vervult. Vervolgens komen we met de (soms meerdere per gemeente) wethouders Sociaal Domein van alle 21 gemeenten als een werkgroep voor Maatschappelijke Voorzieningen bijeen voor concrete thema’s: voorzieningen, onderwijs en bestaanszekerheid. Ook ambtelijk wordt deze samenwerking inmiddels goed ondersteunt, een voorwaarde voor succes waar vele gemeenten aan bijdragen. De burgemeester van Eindhoven en de directeur van de MRE zijn blij dat ze in voorbereiding op overleg met Den Haag met vragen over voorzieningen bij ons terecht kunnen. Het werk van de wethouder is vaak “dansen met schalen”: van dichtbij en concreet en overkoepelend en strategisch en abstract.